Een middeleeuwse sluiproute

    Vóór het jaar 800 was er op het grondgebied van onze huidige provincie alleen wat te beleven voor natuurliefhebbers. Maar die waren er niet. Er was trouwens bijna niemand. Een paar verspreide vissers en boeren in het kustgebied en misschien hier en daar langs de rivieren, dan had je het wel gehad.
    Tegen het eind van het eerste millennium begon daar verandering in te komen. Waarschijnlijk tengevolge van een sterke bevolkingsdruk in de hoger gelegen gebieden in Utrecht trokken er kolonisten over de Rijn Holland binnen. Eerst via natuurlijke zijriviertjes, en later ook via gegraven vaarten, drongen ze de uitgestrekte hoogveengebieden binnen om ze begaanbaar en geschikt voor landbouw te maken. Overigens een immense klus, waaraan we in een later Spoor nog meer aandacht zullen besteden.
    Onze landstreek begon een klein beetje economische betekenis te krijgen. Omdat alle verkeer langs de rivieren liep ontstonden daar de eerste machtscentra. In die tijd waren dat vooral de drie steden Dordrecht, Gouda en Haarlem. Formeel waren de graven van Holland de machthebbers, maar tegen het nieuwe verschijnsel van steden waren ze eigenlijk niet opgewassen. Meestal kwam het erop neer dat ze achteraf de daar genomen besluiten goedkeurden. Bij Gouda en Haarlem waren er grafelijke tollen en zolang die inkomstenbronnen bleven stromen waren de Willems en Florissen allang tevreden.

Verkeersadviezen
    De scheepvaart was dus belangrijk geworden. De drie steden waren de schippers graag behulpzaam bij het adviseren omtrent de juiste vaarroute door het netwerk van stroompjes en vaarten, dat Holland inmiddels rijk was. Toevallig liep de beste route juist langs die steden, en erg vrijblijvend waren de verkeersadviezen ook niet. De schipper die zich "vergiste" kon een flinke boete verwachten.
    Een goed voorbeeld is de tocht, die een vrachtschipper omstreeks 1400 moest maken als hij goederen tussen de toen nog vrij onbelangrijke plaatsen Rotterdam en Amsterdam wilde vervoeren. Allereerst werd hij geacht de Hollandsche IJssel op te varen tot Gouda. Nadat hij de tol betaald had mocht hij via de Gouwe verder. Maar de doorvaart was nauw en er waren bovendien sluizen met onhandige openingstijden, zodat hij min of meer gedwongen was een nacht in de stad door te brengen.
    De volgende dag voer onze schipper via de Gouwe naar Alphen en via de Rijn, de Heimanswetering en het Braassemermeer naar het Haarlemmermeer. Hier wachtte hem een riskante tocht, want het meer was bepaald geen speelvijver. Via het Spaarne bereikte hij Haarlem, waar de tolkassa hem rinkelend welkom heette. De sluizen bij Spaarndam zorgden weer voor het nodige oponthoud. Nu kwam hij op het IJ, ook een woest en gevaarlijk water. Als hij heelhuids in Amsterdam aankwam had hij er een reis van minstens een dag of vijf op zitten en was hij een flinke som kwijt aan tolgelden en andere onkosten.

Alternatieven
    Het is duidelijk dat de vrachtvervoerders hier niet vrolijker van werden en naar alternatieven zochten. Om Haarlem te omzeilen was er bij Amsterdam een sluipweg bedacht. Daar is heel wat over te doen geweest, maar we blijven nu even in onze eigen provincie.
    Voor Gouda waren er ook een paar oplossingen. Je kon bijvoorbeeld via de Schie langs Delft varen tot de Leidsche Dam, de grens tussen Delfland en Rijnland. Die dam vormde een barrière, maar gelukkig was er een overtoom, zodat kleine schepen er overheen getild konden worden. Dan lag je in de Vliet. Maar dat was in die tijd niet veel meer dan een ondiepe, kronkelige boerensloot, zodat ook dit niet de ideale route naar het Haarlemmermeer vormde.
    Interessant voor ons is vooral een tweede alternatief. Je voer dan de Rotte op tot Moerkapelle. (Tip: even ten noordwesten van dat dorp ligt de oorsprong van dat veenriviertje. Met de fiets goed bereikbaar. Echt een aanrader!). De schipper nam vanaf het dorpje een zijvaart, die een kilometer naar het westen liep, en vervolgens een (nu allang verdwenen) vaart naar het noorden, ongeveer langs het tracé van de huidige N209. Na twee kilometer kwam je bij een dam op de grens van Schieland en Rijnland: de Hildam. (In de N209 herinnert een lange "hobbel" bij hectometerpaal 17,0 nog steeds aan die dam. ). Omdat er geen overtoom was, moest je de goederen nu overladen in de boot van een collega aan de andere kant.
    Die lag met zijn schip in de Hoogeveensche Vaart, genoemd naar het grote hoogveengebied in midden-Holland en een van de belangrijkste ontsluitingswegen uit de tijd van de ontginning. De naam komt ook nog terug bij het gehuchtje Hogeveen ten oosten van Benthuizen. De vaart liep vlak langs dat laatste dorp, aan de oostkant ervan, in noordelijke richting naar de Rijn, ergens tussen Zoeterwoude en Hazerswoude. De laatste drie kilometer ervan bestaan nog. Eenmaal daar aangekomen kwam je vrij eenvoudig in het Haarlemmermeer terecht.
    Onderstaand kaartje, uit het in 1635 uitgegeven atlasje "De Vyerighe Colom" laat de route zien in zijn nadagen. Het is even puzzelen, maar als je begint bij de Rottemeren onderaan dan is het verloop goed te volgen.


fig_08_1.jpg (38356 bytes)

Rotte en Hoogeveensche Vaart, begin 17e eeuw

Gewapende groepjes
    Het stadsbestuur van Gouda was niet blij met dit sluipverkeer. Om het tegen te gaan schrokken ze niet terug voor drastische maatregelen. Geregeld verschenen gewapende inspectiegroepjes langs beide routes, en de schipper die betrapt werd was schip en goederen kwijt. Klachten van de gedupeerden bij de graaf van Holland vonden vaak wel gehoor, maar de steun was meestal meer van morele dan van praktische aard.
    Zo gaf de Hollandse grafelijke overheid in 1487 toestemming om de overtoom in de Leidsche Dam te vervangen door een verlaat, een soort sluis. Vier jaar later kwam er ook goedkeuring voor een verlaat in de Hildam, weliswaar alleen voor personenvervoer. Toen protesten van de stad Gouda geen resultaat boekten, besloot men het recht in eigen hand te nemen: in 1492 vernielden stadsdienaren beide verlaten grondig. Tekenend voor de politieke situatie in die tijd is dat kort daarop de Hollandse Grafelijkheid verklaarde dat ook zij eigenlijk tegen deze vaarverbindingen was.
    Een aantal juridische processen in het begin van de 16e eeuw had als uitkomst dat het verlaat in de Hildam vervangen moest worden door een overtoom voor kleine schepen, alleen bestemd voor personenvervoer. Maar het verlaat in de Leidsche Dam mocht blijven.

Tijden veranderd
    De Hildamroute werd buitengewoon populair. De beperking tot personenvervoer namen de schippers niet zo nauw. In 1553 vaardigde Karel V nog maar eens een plakkaat uit tegen deze overtreding. Niemand nam dat serieus; in 1588 werd er zelfs een geregelde veerdienst ingesteld. Nu was het Goudse stadsbestuur het zat, en in 1590 liet het de overtoom in de Hildam vernielen.
    Maar de tijden waren inmiddels veranderd. Rotterdam was veel belangrijker geworden en liet het er niet bij zitten. Verschillende Goudse schepen en goederen werden als tegenmaatregel in beslag genomen. In een laatste poging hun macht te behouden hernieuwden "de drie steden" hun verbond tegen alle nieuwe waterverbindingen. De doorvaart bij de Hildam konden ze niet meer tegenhouden maar een nieuwe sluis in de Hoogeveensche Vaart bij de Rijn kreeg, door hun invloed, wel erg krappe afmetingen.

Trekschuit
    Halverwege de 17e eeuw werd de trekschuit steeds belangrijker. De Vliet tussen Leidschendam en Leiden werd verbreed, uitgediept en van een jaagpad voorzien. In 1700 kregen Amsterdam en Rotterdam tenslotte officiële toestemming voor binnenvaart via Leiden en Delft.
    Deze ontwikkelingen leidden het einde in van de vaarroute via de smalle, oude Hoogeveensche Vaart. Toen in 1759 de, door diepe vervening ontstane, Noordplas ten noorden van Benthuizen werd drooggemaakt besloot men en passant om ook het grootste gedeelte van de vaart te dempen. Het land ging zo grondig op de schop dat er rond het dorp niets meer van de waterweg terug te vinden is. Ruim drie kilometer naar het noorden eindigt het restant van de vaart, in de vorm van een onbeduidende poldersloot, bij een afgeknotte molen. De foto hieronder brengt dat roemloze einde in beeld.


fig_08_2.jpg (26644 bytes)

Het huidige zuidelijke einde van de Hoogeveensche Vaart


19-05-03